Leuke verhalen
De rechter en de toverhoed
Er was eens een dief, die een koe had gestolen. Dat is iets heel ergs en hij zat ook in het raadhuis te wachten op zijn vonnis. Oei oei, wat was die dief bang, want hij wist dat de rechter van de stad een hele strenge, knorrige humeurige, sombere man was,die nooit iets door de vingers zag en zeker geen hele koe.
Daar zat de arme dief en wachtte en wachtte, maar het duurde erg lang voor hij geroepen werd en dat kwam omdat de rechter nog steeds niet binnen was. En ook alle raadsheren en advocaten in de rechtzaal zaten maar te wachten en de rechter kwam maar niet. Wat was er toch met de rechter?
Wel hij was ’s morgens zoals gewoonlijk naar de rechtzaal gewandeld en onderweg
liep hij langs de havenkade en daar had de wind foetsj zijn hoed in het water
gewaaid. Daar stond hij nu. Een rechter zonder hoed is helemaal geen rechter,
dat begreep hij wel. Hij kon zo niet het gerechtshof binnenlopen. Hij zag zijn
hoed midden in het water drijven en stond daar met zijn handen in het haar.
Tante Wiet dacht de rechter opeens. Dat was een idee. Hij had een hele oude
tante, die op de havenkade woonde, in een heel oud huis en tante wiet wist
altijd overal raad op.
O, lieve tante Wiet,’zei de rechter, toen hij binnenkwam ‘mijnhoed is in het
water gewaaid, zegt u eens, wat moet ik nu doen?’
Wacht maar jongen zei tante, ‘ik heb nog wel een hoed voor je op zolder,’
Tante ging naar boven en kwam even later met een keurige ouderwetse hoge hoed
terug. Nu moet je wel oppassen,’zei ze tegen haar neef. ‘Er is iets met die
hoed. Hij is al honderd jaar oud en er is iets heel raars mee. Maar ik ben
vergeten wat”
Nu het was zo, die hoed was een toverhoed. Als je die opzette, dan werd je
opeens vrolijk en gezellig en zonnig wen blij, in plaats van knorrig en
humeurig.
De rechter nam de hoed, draaide hem tussen zijn vingers en zette hem op. Nu moet
je weten dat de rechter ook een streng, knorrig en humeurig en somber gezicht
had, maar meteen toe hij die hoed opzetter, veranderde dat gezicht. Het werd
opeens olijk en jolig en kwajongensachtig. Hij danste door de kamer en riep: ‘Hatsjee!”
Daar heb je het nu al,’zei tante. Zie je wel neef, dat komt door die hoed. Zet
hem asjeblieft dadelijk af, want je hele waardigheid verdwijnt met die hoed,’
Maar de rechter dacht er niet aan. Hij pakte tante wiet beet, danste met haar
door de kamer, en zong van O Suzanne!.
Toen liep hij dansend het huis uit en holde opgewekt naar de rechtszaal waar
alle raadsheren en advocaten plechtig zaken te wachten in hun zwarte toga’s en
waar de oude dief angstig op zijn strafbankje zat.
Daar kwam de rechter binnen. Hallekidee’ riep hij “dag jongens, dag dief, hoe
gaat het met jullie?’
Goeie hemel, wat schrokken al die deftige heren. Zoiets hadden ze nog nooit
meegemaakt, die oude knorrige humeurige strenge sombere rechter had ineens iets
jofels gekregen. Hij was heel anders geworden. “zal ik u hoed aanpakken”, zei de
bode schuchter.
Wis en deksels niet’ zei de rechter, Ik hou hem op.
Toen ging hij zitten, keek de dief met een knipoog aan, en zei: Heb jij een koe
gestolen?
Jawel edelachtbare zei de dief.
Wat onaardig van je’ zei de rechter. Wij mensen moeten geen koeien stelen,
begrijp je niet dat je mij daar een groot verdriet doet?
Jawel edelachtbare,’zei de dief snikkend.
Dan is het goed,’zei de rechter vriendelijk. Ga nu maar naar huis en doe het
nooit weer”
De hele rechtzaal zat stom van verbazing te luisteren. Die rechter, die anders
zo streng was, had de oude dief vrijgesproken. De dief ging naar huis en
vertelde aan alle andere dieven dat de rechter zo’n aardige joviale man was. Wij
moeten maar niet meer stelen’ zei hij. Hij heeft er verdriet van, die rechter!
En de rechter was zo tevreden met zijn hoed, dat hij hem nooit meer afzette.
Zo bleef hij altijd vrolijk, zonnig, tevreden en vriendelijk en langzamerhand
werden alle dieven in de stad goede brave mensen die nooit meer stalen.
Nu zie je weet eens wat een toverkracht er in een hoed kan steken.